Een hondje vertelt…

Hallo mijn naam is…

Hok 7. Want ik heb eigenlijk geen naam. Ik was bij een heleboel hondenvriendjes in een stinkend hok vol poep. Dat vonden we vies maar we werden niet uitgelaten. Daar groeide mijn buikje. Best raar want zoveel eten kregen we niet. Op een dag werd ik bij mijn andere hondenvriendjes weggehaald en moest helemaal alleen in een hok. Achter in een schuur, in hok nummer 7. Koude stenen muren, hekken, een betonnen vloer, met een traliedeur, een oude etensbak en een waterbak. Meer was er eigenlijk niet. Dat was zo saai dat ik maar telkens dezelfde rondjes ging lopen om de dag door te komen.

Mijn dikke buik deed weer eens raar en pijn. Dit is al veel vaker gebeurd…Er kwamen weer levende frummeltjes uit mij. Ik heb kindjes, puppy’s! Deze keer niet zo veel dan de vorige keren. Maar wat zijn ze mooi en zacht! Ik kijk vertederd naar ze, ik lik ze schoon en poets ze, tot ze glimmen. Wat wel fijn is, is dat we nu een rode lamp hebben gekregen. Lekker warm, daar gaan we dan onder liggen want de rest van ons hok is maar kaal en koud. Na een paar weken komt de man die mij ook altijd eten en water geeft. Hij duwt mij weg, maar ik wil bij mijn kindjes blijven. Hij trekt me aan mijn nekvel weg. Oh nee, hij pakt mijn puppy’s af! Ze zijn net drie weken oud. Ze gaan overdag bij mij weg. Ik roep wat ik kan. Ik kan niet bij ze komen, maar ik hoor ze wel piepen en roepen naar mij. Wat kan ik doen?!? De man doet dat, zodat ze sneller zelfstandig leren eten. Dan kunnen ze sneller verkocht worden. De melk in mij doet vreselijk pijn, waar zijn toch mijn hondenkindjes?

’s Avonds om zes uur krijg ik eindelijk mijn kindjes terug. Dolblij zijn ze en uitgehongerd. Kom maar bij mama, drink maar. Niet zo gretig kleintjes, doe zachtjes. Mijn moederinstinct laat ze toch drinken, ook al doet het zo’n pijn. Zo gaat het nog een paar weekjes. Lang kan ik niet van mijn moederschap genieten. Want veel te vroeg, komt de man. Met nog meer mensen. Ze wijzen naar mijn kindjes. Ik vrees dat er weer een gedwongen afscheid komt. Veel te vroeg, mijn kindjes moeten nog 6 weken worden!



Dan is het zover, mijn kindjes liggen tegen mijn buik en tussen mijn voorpoten vredig te slapen. Ik hoor auto’s, mensen… Dan gaat mijn hok open. Daar is de man. Laat hem alsjeblieft niet weer mijn kindjes bij mij weghalen. Ze hebben mij nog nodig! Ik voel aan alles dat dit niet goed is. Ik ben nerveus. De hand gaat naar mijn kindjes. Ik probeer ze te beschermen door te grommen. Ik laat zelfs mijn tanden zien en hap. Nee, niet mijn kindjes afpakken! De man vloekt omdat ik mijn kinderen bescherm en schopt me de hoek in. Hij grist mijn kindjes weg en de deur valt met een klap dicht. Ik blijf alleen achter.  Ik hoor de auto wegrijden…Het wordt stil. Het enige wat ik hoor… is mijn eigen zachte gejank.

Wat ik nu weet is dat hij mijn kindjes verkocht. Veel te vroeg, mijn puppy’s waren 6 weken oud. Vaak werden ze niet geënt en ontwormt en waren al een beetje ziek. Hen wachtte een onzekere toekomst.



Normaal werd ik al snel weer bij de andere hondenvriendjes geplaatst. Deze keer niet. De man vond dat ik de laatste keer niet genoeg puppy’s had gekregen. Hij kon niet genoeg meer aan mij verdienen. Mijn lichaam is moe en gesloopt van de vele nestjes die ik voor hem gekregen heb. Ik werd in een klein hok gestopt. En ik kreeg nog weinig eten want dat kost geld. En ik moet geld opleveren en mag geen geld kosten. Ik lag in mijn eigen poep en plas. Mijn oogjes jeukten. Binnen in mijn oren deed het pijn. Ik had telkens overal jeuk. Wat voelde ik me ellendig. Ik hoorde dat de man zei dat hij me liet inslapen of ergens ging dumpen. Dumpen? Slapen? Ja, laat mij maar slapen. Ik ben moe, mijn lijfje is moe en ziek. Dan klinkt slapen nog het fijnst…

Maar op een dag kwam er een mevrouw. Ze had gepraat met de man. Ze had een lieve stem. En schreeuwde en bromde niet maar praatte heel rustig en aardig. Ik was bang, want ze had ook een auto. En auto’s, daar gingen mijn puppy’s ook in en waren dan weg! De man zei dat hij een krat had waar ik dan wel in kon. Ik zat onder de ontlasting. Maar de lieve vrouw zei dat een krat niet nodig was. Ze tilde me voorzichtig op en hield me tegen haar aan. Ik was bang, want mensen doen altijd zulke nare dingen maar het leek wel of deze vrouw anders was. Bij de auto werd ik in een bench gezet, met dekentjes! Zo zacht en warm had ik het nog nooit gevoeld!

Na een tijd rijden kwamen we bij een huis. De vrouw zei dat ik een schatje was en zo’n lief meiske. Ik vond het doodeng daarbinnen. Er waren gekke dingen die veel geluid maakten. Tv, vaatwasser, telefoons, en mensen die praatten. Ze had ook veel hondenvriendjes. Deze waren zo blij toen ze haar zagen en helemaal niet bang. Zouden er dan ook lieve mensen bestaan? Ik kreeg heel lekker eten en vers water. Ik ging beduusd van alles in een hoekje zitten. Heel rustig praatte ze met me en raakte me aan. Niet hard zoals de man, maar heel zacht en dat voelde fijn. Ze voelde en aaide mijn hele lichaam en mijn vacht. Nu weet ik dat ze keek of ik gezond was. Mijn vacht was een dikke plak geworden door de klitten en het vuil. Daar gaan we eerst wat aan doen, zei ze. Ze heeft me van mijn vervilte vacht ontdaan. Dat voelt gek. Een lawaaiding ging over mijn lijfje. Een gek gevoel maar ze deed het zonder dat het pijn deed en praatte lief tegen mij. Ik liet haar haar gang gaan en bleef, toch nog wel bang, stilliggen. De haren trokken niet meer waar zij met dat lawaaiding was geweest. Dat voelt gek maar zoveel beter. Langzaam kwam mijn lichaampje tevoorschijn. Nu kon je pas zien dat ik best mager was. Ik kreeg zalf in mijn oren voor de kriebelbeestjes die daarin zaten. Mijn nagels werden geknipt en ik werd gedoucht. Ik vond het allemaal eng, maar ze deed het zo kalm en lief. En ze zei dat ik het goed deed en ook zo lief was! Ze gaf mij een naam! Geen hok 7, maar ik heet nu: Suske!

Er werd een afspraak gemaakt bij de dierenarts. Jippie! Nooit ga ik meer puppy’s krijgen! Mijn lijfje heeft er genoeg gebaard voor die man. Nooit meer pijn en verdriet om mijn kindjes die ze veel te vroeg bij me wegrukten. En toen ik daar was, bij die dierenarts, hebben ze toen ik sliep, meteen mijn tanden schoongemaakt, een chip en prikjes gegeven om niet meer ziek te worden.

De lieve vrouw heeft ervoor gezorgd dat al mijn hondenvriendjes bij de man weggehaald zijn. En ze hebben allemaal een lief nieuw baasje met een warme mand gekregen in plaats van een koud hok. Ook heeft ze gezorgd dat er voor mij een voor-altijd-huis kwam. Bij hele super lieve mensen. Die heel goed snappen dat ik nog wel eens bang ben. Vooral in het begin, toen ik daar net was. Ik zag zoveel voor de eerste keer. En was wat onzeker. Bijvoorbeeld voor harde geluiden of voor mannen die aan mijn oude baas doen denken. Of als het druk is. Maar ze zijn lief voor me en ik voor hen. Ik ben zo dankbaar dat ik nu ook lieve mensen heb leren kennen en probeer de nare mensen te vergeten….

En die lieve vrouw, Moon, zal ik nooit meer vergeten…

Liefs, Suske, het broodfokhondje.